header

Henri Ruitenberg

Schaatser

‘Door Zijn Geest ben je niet kapot te krijgen’

Op zijn tweeëntwintigste raakt Henri Ruitenberg (60) besmet met het schaatsvirus. “Mijn eerste wed-strijd schaatste ik in spijkerbroek met wollen muts. Hoe sneller ik schaatste, hoe fanatieker ik werd. Mijn geloof werd daarentegen zwakker en zwakker.”

“Ik was begin twintig toen ik tijdens een evangelisatiedienst mijn hart aan Jezus gaf. In diezelfde peri-ode begon ik te schaatsen. Ik werkte in de bouw. Omdat het keihard vroor, zat ik in het vorstverlet. Drie maanden lang had ik alle tijd om te schaatsen op het Veluwemeer. Al snel ontdekte ik dat ik ta-lent had.”

Gouden Schaats

Een paar jaar later, in 1985, wint Henri de Gouden Schaats. “Dat was echt mijn topjaar”, zegt Henri. “Ik won wedstrijd op wedstrijd. De Heineken zesdaagse, de Nederlandse kampioenschappen en ik werd tweede bij de Elfstedentocht.” Henri geniet van alle aandacht die hij daarmee krijgt. “Ik stond in de Telegraaf en het Algemeen Dagblad. Mijn leven bestond uit eten, trainen en slapen. Mijn contrac-ten werden verdrievoudigd. Opeens hoor je dat je miljonair kunt worden na het winnen van de Elf-stedentocht. Dan gaat er een wereld voor je open.”

“Ik was niet sterk genoeg om mij als christen staande te houden in de sportwereld”, vertelt Henri openhartig. “Met mijn gezin ging ik trouw iedere zondag naar de kerk, maar tijdens de kerkdienst was ik meer bezig met het analyseren van wedstrijden dan met de inhoud van de preek. Mijn leven draai-de om geld, eer en roem. In de jaren negentig begon de aandelenbeurs. Al snel raakte ik verslaafd aan geld beleggen. Het ging nooit mis. Ik werd rijker en rijker. Vaak had ik een vaag onderbuikgevoel. Wanneer we elders wedstrijden schaatsten, dronken we te veel en zag ik dat teamgenoten achter de vrouwen aangingen.” Hier hoor ik niet. Dit is niet wat God wil, was vaak een gedachte die door Henri heen ging. Toch nam hij geen afstand van zijn leven in de schaatswereld. “De drang naar eer en succes overheerste.”

Doemscenario

Tot het gezin in 2002 zwaar wordt getroffen. “Ik kreeg een telefoontje dat mijn vrouw Alie een onge-luk had gehad. Meteen moest ik naar het ziekenhuis komen. Een uur lang zat ik in de auto, het ergste uur van mijn leven. Ik ging kapot door de angst. In een flits zag ik alles voorbijkomen, mijn carrière en mijn gezin. Een doemscenario kwam op me af. Opeens had ik God weer nodig.”

“‘Mama is verongelukt’, waren de eerste woorden die ik hoorde toen ik de ziekenhuiskamer binnen-kwam. Ik vloog op dat moment in de armen van mijn huilende kinderen. Toch werd ik plotseling overmand door een blij en rustgevend gevoel. Het was net alsof er een stukje van mijzelf met mijn vrouw was meegegaan naar de hemel. Ik voelde me blij dat zij daar was. Tegen mijn kinderen durfde ik dit niet te zeggen omdat die niets met het geloof hadden.” Toch sprak Henri de kinderen toe: ‘Ma-ma is bij Jezus in de hemel.’ “Op dat moment daalde de Heilige Geest op ons neer. Het gehuil en ge-jammer verdween. Er kwam rust.”

Dichtbij Jezus

Henri vertelt hoe hij in de periode daarna Jezus als Trooster heeft ervaren. De topsport trok hem niet meer. “Ik ging helemaal achter Hem aan. Door de dood van Alie zijn er veel mensen om me heen tot geloof gekomen. Die kring werd groter en groter.” Henri aarzelt. “Ongeveer twee jaar na het overlij-den van Alie bad ik tot God of Hij een andere vrouw op mijn pad wilde brengen. Ik kreeg een lieve vrouw van Hem, ze heet Dinie. Ik heb geleerd om dichtbij Jezus te blijven. Dan is het goed. Laat Hem niet los. Hoe dichter je bij Hem leeft, hoe veiliger het is. Door Zijn Geest ben je niet kapot te krij-gen.”

‘Opeens had ik God weer nodig’