header

Jesse de Haan

Wielrenner

De fietsende dominee Ex-wielrenner Jesse de Haan

Hij gaf zichzelf vijf jaar om profwielrenner te worden. Sporten was voor hem een lust, maar het evangelie zijn leven. Het wielerpeloton was voor hem een uitstekende plek om het licht te laten schijnen. “Mijn diepste motivatie voor al die trainingsuren door de regen en sneeuw was om van mijn geloof te getuigen.”

“Al in mijn tienerjaren werd ik gegrepen door het evangelie”, zegt hij. Via de sport was hij betrokken geraakt bij Geloofshelden en zijn schaatshelden en medegelovigen Jan-Maarten Heideman en René Ruitenberg. Hij ging vaak met ze mee naar spreekbeurten. “Het vuur werd in mij aangewakkerd om het goede nieuws te vertellen.”

Jesse is een aparte tiener. “Op een bijzondere manier heeft de Heer mij altijd geleid. Het is een wereld vol kansen en afleidingen, maar in dat alles heeft het geloof altijd het hardst getrokken.

Als tiener las ik heel veel in de Bijbel.

Tjongejonge, echt waar! Heeft me enorm gevormd. Ik sta er ook versteld van, de gemiddelde tiener doet dat niet. Misschien was het ook al een stukje roeping op mijn leven.”

Hij gaat theologie studeren en besluit tegelijkertijd aan een wielrencarrière te beginnen. Hij ontdekt dat hij daar meer talent voor heeft dan voor het schaatsen, de sport die hij altijd gedaan had. Het gaat voorspoedig, binnen no time hoort hij bij de beste amateurs van Nederland en staat hij bekend als de fietsende dominee. Geen mogelijkheid laat hij onbenut om te spreken over God. Kranten schrijven over hem en wielrenners spreken hem erover aan.

““Voor mijn gevoel gingen gesprekken als vanzelf over het geloof. Het boek Spreuken was altijd een leuk bruggetje. Het sluit zo aan bij het gewone leven, terwijl het een bovennatuurlijke waarheid heeft. Het is de brug naar de wereld. Zelfs ongelovigen vonden het leuk als ik prikkelende teksten uit de Bijbel deelde. Dit boek is zo rijk! De Bijbel is echt fantastisch. Hoe God tot ons spreekt is zo waardevol!”

Na vijf jaar is Jesse de Haan nog altijd een goede amateur, maar lonkt er nog geen profcontract. Doelgericht als hij is, besluit hij een punt te zetten, precies ook op het moment dat hij zijn theologiestudie heeft afgerond. “Mijn worsteling was: het was me niet gelukt om prof te worden, om geld te verdienen met mijn sport en er dus tijd voor vrij te maken. Het was me ook niet gelukt om prof te worden, om daarmee een groter podium te krijgen en écht te kunnen getuigen in het hele land. En dat was altijd mijn grootste motivatie geweest, daar dacht ik aan als ik uren op de fiets zat, in de winter, in sneeuw, regen en kou.”

“Ik denk dat dit ook de enige houding is die je als christen in de sportwereld kunt hebben. Wat ik vaak zie is dat mensen óf te veel geloven om goed te kunnen sporten, óf te goed sporten om goed te kunnen geloven. Wat je vaak ziet gebeuren, is dat mensen zich verliezen in de sport. Bij mij was de dankbaarheid voor de genade, voor wat ik allemaal kreeg, gelukkig altijd sterker.”